Op 21 februari 2014 overleed Georgette Rejewski op 104 jarige leeftijd. Naar aanleiding van deze gebeurtenis verscheen een herdruk van de biografie van Georgette Rejewski.
Sinds eind februari 2015 is deze vierde druk uitverkocht. Er zijn nog wel enkele exemplaren verkrijgbaar bij
bol.com.
De eerste druk is nog steeds te leen bij de openbare bibliotheek. (Raadpleeg de OB
Catalogus).
De Rejewski biografie is ook nog steeds als e-boek en voor de Kindle verkrijgbaar.
Men kan het eerste hoofdstuk gratis downloaden.
Op 12 februari 2011 werd in Huize Anna in Middenbeemster onder ruime belangstelling
gepresenteerd:
Toneel is niet blijvend --- Gesprekken met Georgette Rejewski
van Attila Bellus en Robert Boer.
Het hoogtepunt van de presentatie was de aanbieding aan de bejaarde toneelspeelster
en spraaklerares.
Zij vierde op die dag haar honderdeerste (!) verjaardag.
Daniël en Daan Adèr van BikkelTM maakten van deze bijeenkomst een meeslepend filmpje.
Op zaterdag 19 februari verscheen daarop in het Noordhollands Dagblad, het Haarlems dagblad, het Leidsch
Dagblad en de Gooi & Eemlander een persoonlijke, liefdevolle column van Hans
Visser (Georgette), waarin ook het verschijnen en aanbieden van ‘Toneel is niet blijvend’ wordt
gemeld.
Sinds 29 juli is het boek door Google geïndexeerd voor Google boeken. Hierdoor is het mogelijk
een (beperkte) indruk te krijgen van de inhoud. Wanneer u hieronder een zoekterm
invult, krijgt u direct inzage in het boek:
Georgette was in haar tijd een fijnzinnige, mooie actrice. Ze vertolkte meermaals Mrs
Higgins in My Fair Lady: in het begin met haar goede vriend Wim Sonneveld en later
tijdens de voorstellingen van FORUM. Ze gaf mede vorm aan de Nederlandse
televisie in de beginjaren. Ze speelde in allerlei series met als bekendste Flodder met
Coen van Vrijberghe en als gast in de eerste afleveringen van Medisch Centrum
West.
Als filmactrice kreeg ze een rol in ‘A bridge too far’ van Richard Attenborough’ met
Sean Connery als tegenspeler. Het persoonlijke verslag van de ontmoeting met de
regisseur en de beroemde acteur behoort tot de hoogtepunten van het boek.
Daarnaast heeft ze een indrukwekkende staat van dienst als spraak- en speldocente
aan de Amsterdamse Toneelschool en aan de Kleinkunstacademie. Zonder
overdrijving kan men zeggen dat ze vrijwel alle spelers die in de vorige eeuw naam
hebben gemaakt kende, hetzij als docent of medeleerling tijdens haar eigen leerjaren
aan de toneelschool (Georgette Hagendoorn, Ko Arnoldi, Wim Kan), hetzij als
collega in de vele producties waarin ze een rol speelde (Ank van de Moer, Cruys
Voorbergh, Joop Doderer, Jeroen Krabbé en Willeke Alberti), hetzij als
leerling (Piet Römer, Ramses Shaffy, Henk van Ulsen, Erik Vos, Helmert
Woudenberg).
Maar zij was ook een warme, spirituele vrouw die op haar ontelbare leerlingen een
blijvende invloed heeft gehad, zoals blijkt uit de interviews met een aantal
oudleerlingen, die het boek besluiten.
Het boek is gebaseerd op gesprekken die Attila Bellus en Robert Boer — eveneens
oud-leerlingen van Georgette — met haar voerden in het verzorgingstehuis ‘Huize
Anna’ in Middenbeemster.
Het ging de schrijvers niet zozeer om zorgvuldige geschiedschrijving alswel om het
weergeven van de persoonlijke visie van de actrice op haar tijd en de ontwikkeling van
het toneel van voor en na de oorlog.
Ondanks haar hoge leeftijd bleek Georgette uitstekend in staat een accuraat beeld te
schetsen van meer dan zestig jaar twintigste-eeuwse toneelgeschiedenis vanuit haar
eigen humoristische, zeer persoonlijke invalshoek. Ze is daarbij zeer coulant tegenover
de weinigen met wie ze niet zo goed kon opschieten, al is ze niet bang voor een
incidentele roddel.
Georgette werd in 1910 geboren in Mechelen, Vlaanderen als dochter van een
Russische vader en een Vlaamse moeder. Omdat haar vader al snel met de
Noorderzon vertrok, werd ze door haar moeder, Marguerite Cox opgevoed. In 1915
vertrokken moeder en dochter naar Amsterdam, waar haar moeder hertrouwde met
een wat oudere man, met wie ze twee kinderen kreeg.
Op haar 19de deed zij, zonderdat haar ouders dat wisten, toelatingsexamen voor de
toneelschool en slaagde.
Daar kwam ze in contact met Ko Arnoldi, met wie ze tot ver na de oorlog
samenwerkte. Eerst, na haar eindexamen, bij toneelgroep het Masker en na de oorlog,
in Rotterdam, bij het Rotterdams toneel, waar ze onder andere speelde in ‘Les mains
sales’ van Sartre. Sartre, die de première bijwoonde, complimenteerde haar met haar
spel.
Meteen na haar eindexamen trouwde ze met haar grote liefde, Fritz Rimanthé, een
Zwitser, die ze op haar achttiende had leren kennen.
Fritz heeft de oorlog niet overleefd.
Georgette en hij speelden een zeer actieve rol bij het onder dak brengen van Joodse
onderduikers in hun grote huis aan de Amstel in Amsterdam. Vlak voor het einde van
de oorlog deed de SD daar een inval. Fritz werd meegenomen. Ze heeft hem daarna
nooit meer teruggezien.
Deze dramatische gebeurtenissen worden in het boek met terughoudendheid en
compassie beschreven: het heeft Georgette’s leven voor altijd getekend. Ze is na de
dood van Fritz nooit meer met iemand anders op dezelfde liefdevolle manier in zee
gegaan.
In de hoofdstukken: ‘Voor, na en tijdens actie Tomaat’ en ‘Georgette over zichzelf’, geeft Georgette haar visie op het toneel. Het zijn principes, die ook nu hun geldigheid niet verloren hebben, en die ook voor de huidige generatie acteurs, waarover ze met veel waardering spreekt, belangwekkende literatuur zullen vormen.
Het boek wordt besloten met een aantal gesprekken met oud-leerlingen: Helmert
Woudenberg, Leoni Jansen, Robert ten Brink, Derek de Lint, Maeve van der Steen en
Henk van Ulsen.
Dit deel van het boek geeft een treffend beeld van de grote invloed die Georgette
heeft gehad op vele generaties twintigste-eeuwse acteurs.
GEORGETTE: Ik ben altijd zó geweest, dat ik nooit met alle winden meewoei. Ik ging nooit mee om een borreltje te drinken of om gekke dingen te doen. Ja! Dat kun je jezelf eigenlijk niet permitteren, tenzij ze niet buiten je kunnen. Anders pikken ze niet, dat je anders durft te zijn dan zij. Daar heb ik soms erg last van gehad.
Toen ik voor de oorlog van de toneelschool afkwam, was dat net een periode dat de Russen als dreigend gevaar voor Europa werden gezien. Dus als je een beetje ``rood'' getint was, nou, dan was je bijna een misdadiger. Maar als kunstenaar ben je juist degene die met al die politieke ideologieën naar buiten durft komen. De kunstenaar is bijna altijd verder dan de gewone mensen. Het is natuurlijk wel zo, dat het spelen, het toneel zelf, asynchroon gaat met wat er op het wereldtoneel gebeurt. Je moet dat wel volgen, of in ieder geval laten zien wat er aan de hand is. Maar wij waren al veel verder met bepaalde inzichten en wilden al tot een beter vergelijk komen, een betere verdeling in de samenleving. Dat was waarvoor wij stonden, want tot die tijd was toneel nooit met argumenten gekomen. Ze hadden alleen maar lekker gespeeld, lekker stoer, bijvoorbeeld ``De drie musketiers'', of vreselijk zware stukken. Maar geen stukken over gewone problemen waar mensen mee bezig zijn. Wij vonden juist dat toneel zo gewoon mogelijk moest zijn.
Zo gewoon mogelijk, maar toch zo gedurfd en zo kundig als maar mogelijk was. Je komt er niet mee uit, om alléén maar naturel te zijn: er moet ook nog een ``body'' onder zitten.
ATTILA: Ik heb erover nagedacht, wat voor soort actrice U eigenlijk bent en ik ben tot de conclusie gekomen dat U niet zomaar onder één noemer valt onder te brengen. U bent enerzijds een klassiek geschoold actrice en spraakdocente. U wordt ook vaak gecast als een dame uit vervlogen tijden met verfijnde manieren en etiquette. Anderzijds ken ik U persoonlijk ook als een modern mens met een grote openheid en belangstelling voor nieuwe dingen. U schuwde het experiment ook niet. U maakte wezenlijk deel uit van diverse genres. Als U mij zo over U hoort praten, herkent U zichzelf daarin? Wat vindt U bij toneelspelen en theatermaken belangrijk?
GEORGETTE: Het manuscript dat je in handen krijgt is maar een dooie boel. De opgave die je krijgt bij iedere nieuwe rol is daarvan een mèns zien te maken. Om te kijken wat je zelf nog wilt meedelen, wilt meegeven aan anderen, aan het publiek, wat je zèlf vindt. Dus dan kan het zijn, dat je een bepaalde visie hebt, waardoor je wilt dat een bepaalde kant van je rol meer naar voren komt. Laten we bijvoorbeeld zeggen, dat je fel anti-die of die bent, of fel vóór-dit of dat. Het analyseren van de mens die je moet spelen is belangrijk en boeiend. Het is zelfs boeiend wanneer je merkt, dat je op een bepaald punt niet verder komt. Dan betekent het eigenlijk altijd, dat je van een verkeerde basis bent uitgegaan. Dat is een schok die je moet verwerken: kijken wat je moet veranderen en welk aspect je er nog bij moet betrekken, anders doe je je rol niet goed.
Ik wilde alleen maar spraakles geven als ik óók spelles kon geven, want anders vond ik het niet voldoende, dan krijg je nooit iets werkelijks moois. Dit heb ik meteen gezegd toen ze mij de aanstelling op de toneelschool gaven en dat werd ook meteen door Willy Pos geaccepteerd. Willy was een heel moderne directeur.
Inhoudsopgave |
Woord vooraf; NU — Strompelen door je herinneringen; |
JEUGD — Een keukenmeidenroman; Achter het masker — De Toneelschool; |
Komedianten en spelers; Een lange, slungelige vent — Fritz Rimathé; |
Amstel 278, onderduikadres — Geza en Selma; Inval van de SD — Fritz gedetineerd; |
Spraaklerares; Raden Mas Jodjana — Koninklijke dansen; |
Toneel na de oorlog — Ko Arnoldi’s START; Drie keer My fair lady; |
De beestmens en de kleine parade; De beginjaren van de Nederlandse televisie; |
Filmactrice; Voor, na en tijdens actie Tomaat; |
Jos Brink en Oude nieuwe vrienden; OUD; Georgette over zichzelf; |
Gesprekken met oud-leerlingen: Inleiding; Gesprek met Helmert Woudenberg; |
Gesprek met Leoni Jansen; Gesprek met Robert ten Brink; |
Gesprek met Derek de Lint; Gesprek met Maeve van der Steen; |
Gesprek met Henk van Ulsen; |
Nawoord; Naamsregister |
ROBERT: Van 1974 tot 1977 was ik leerling aan de kleinkunstacademie in Amsterdam. Hoewel ik op dit moment mijn brood niet in het theater verdien, ben ik tot op de dag van vandaag blijven zingen en spelen.
Georgette Rejewski was op de kleinkunstacademie mijn toneel- en spraaklerares. Ook daarna heb ik haar nog regelmatig gesproken en opgezocht.
In 2003 heb ik de van oorsprong Hongaarse regisseur Attila Bellus leren kennen. Attila woonde sinds 1993 in Nederland en sprak opvallend goed Nederlands. Op een gegeven moment kwamen we erachter dat we beiden oud-leerlingen van Georgette waren!
Niet lang daarna opperde Attila het idee om samen een biografie van Georgette Rejewski te maken. Hij wist dat ik graag schreef en ik kende haar al persoonlijk sinds 1974.
ATTILA: Ook al had ik in Hongarije een afgeronde toneelopleiding achter de rug en ook al had ik daar al vier seizoenen als acteur gewerkt, toch moest ik toen ik in 1993 naar Nederland kwam, helemaal opnieuw beginnen. Het was daarbij absoluut noodzakelijk dat ik eerst goed Nederlands leerde spreken.
Ik heb het geluk gehad dat Georgette me privéles wilde geven. In het begin gingen die lessen vooral om het Nederlands en de uitspraak, later waren ze steeds meer gericht op rolonderzoek. Door de jaren heen werd mijn contact met Georgette steeds warmer en dieper.
Ik heb het altijd wonderlijk gevonden, dat er over veel van haar tijdgenoten zoals Mary Dresselhuys goede boeken beschikbaar waren, en dat zelfs over acteurs en actrices die veel jonger waren dan Georgette, dikke biografieën geschreven werden, terwijl er nog nooit een levensbeschrijving van Georgette zelf was verschenen.
Georgette moet toch een fijnzinnige, mooie actrice geweest zijn. En niemand kan
ontkennen dat ze een rijke staat van dienst heeft!